Buiten ons vinden allerlei gebeurtenissen plaats die wij waarnemen via onze zintuigen. Vanaf het moment dat die externe prikkel; een beeld, een geluid of een woord, een aanraking, een geur of een smaak wordt waargenomen, beginnen onze hersenen een proces van verwerking. Daarbij passeert die informatie een aantal filters, die onder andere te maken hebben met onze interne voorstelling van de wereld om ons heen (iemands wereldbeeld). De wereld, zoals ieder die met behulp van zijn of haar zintuigen waarneemt, is uniek. Door te zien, horen, ruiken, proeven en voelen, wordt een beeld van de werkelijkheid gecreëerd, het referentiekader. Het referentiekader wordt gevormd vanaf dat we kind zijn en bestaat dus uit overtuigingen, waarden en normen die zijn gebaseerd op meerdere ervaringen.
Als filters kunnen we onderscheiden: taal, herinneringen, beslissingen, meta-programma’s (ben je in het algemeen bijvoorbeeld gericht op wat goed gaat, of juist op wat niet goed gaat?), waarden en overtuigingen, attitudes. Al deze filters spelen een belangrijke rol in wat een externe gebeurtenis met ons doet.
Zo zal iemand die ooit door een slang is gebeten anders reageren op het zien van een slang dan iemand die deze dieren als huisdier ziet. Je maakt een interne voorstelling in je geest. Deze interne voorstelling of gedachte(patroon) beïnvloedt onze stemming en ons gedrag. Mensen die ooit opgesloten hebben gezeten in een lift kunnen opeens panisch worden wanneer ze in een kleine, afgesloten ruimte komen.
Kortom, afhankelijk van de indrukken en wat wij daarmee hebben gedaan kan een bepaald functioneel of minder functioneel gedrag ontstaan dat voor ons werkt of juist niet.
Zo krijgen wij inzicht in onze interne communicatie en inzicht in het effect daarvan op ons eigen gedrag. Het geeft tevens inzicht in de sturing van het gedrag van anderen. Wie zich dit eenmaal heeft gerealiseerd kan, als hij daarvoor kiest en dit wil, zijn gedrag veranderen. Het gaat daarbij niet om goed of fout, het gaat om functionaliteit.
Recente reacties